Stel je je eens voor. Je bent een jochie van vijf jaar oud. Je moeder is al overleden en je wordt opgevoed door een nanny. Je vader en opa zitten in het leger en op een dag sterven ze in de strijd en laat de nanny je bij het horen van dat verschrikkelijke bericht vallen, waardoor je rest van je leven verlamd bent. Je bent vijf jaar en staat al meteen vijf nul achter. Dit is precies wat er gebeurde bij Mefiboseth, de kleinzoon van Saul, de zoon van Jonathan.
Schaamte
Als gevolg van deze gebeurtenis is hij de rest van zijn leven afhankelijk van anderen. Ik kan me voorstellen dat hij heeft moeten dealen met bitterheid naar de vrouw die dit heeft veroorzaakt. Iemand die hij blindelings vertrouwde, iemand die was als een moeder, heeft hem laten vallen en onherstelbaar beschadigd. Dat doet wat met je als persoon. Hij groeit verder op bij een zekere Machier in het plaatsje Lodebar. Lodebar betekent; geen weide, geen woord, een plaats van niets. Mefiboseth is niets, voelt zich niets en woont in een plaats van niets.
Mefiboseth kan twee betekenissen hebben; Uitademen van schaamte of vernietigen van schaamte.
In Lodebar ademde hij schaamte uit. Maar op een zekere dag hoort hij dat een afgezant Siba (ex knecht van Jonathan) van de nieuwe koning, Koning David (de aartsvijand van zijn vader) in Lodebar is op zoek naar hem. David is net aan de macht gekomen en Mefiboseth moet gedacht hebben dat ze hem wilden vermoorden, omdat hij een bedreiging was voor de troon. Siba haalt hem op en draagt hem naar het paleis. Mefiboseth kon niet zelf uit Lodebar komen vanwege zijn handicap. Hij had iemand nodig die hem optilde en droeg om hem te brengen van Lodebar naar het paleis. Dit is een beeld van onze verlossing door Jezus. Als verloren schaap zaten wij vast tussen de doorns. We konden ons zelf niet verlossen. Jezus zocht ons, tilde ons op en droeg ons naar de Vader. We zijn overgebracht van duisternis naar Zijn licht.
Genade overwint schaamte
2 Sam 9:6 Toen hij bij David kwam, liet hij zich op zijn knieën vallen en boog diep voorover. ‘Mefiboset?’ vroeg David, en hij antwoordde: ‘Ik ben uw dienaar, heer.’ 7Daarop zei David tegen hem: ‘Wees niet bang, ik verzeker u dat ik u goed zal behandelen, dat ben ik aan uw vader Jonatan verplicht.
Mefiboseth is bang voor wat David hem aan zal doen. Hij hoopt dat David hem zal laten leven als hij zegt dat hij zijn dienaar zal zijn, maar ja wat kan hij nou? Hij was als vijf jarige op de grond gevallen, de rest van zijn leven had hij laag bij de grond geleefd. Hij kan niets anders dan zich op de grond laten vallen, want dat is zijn plaats. Dat kent hij. Maar dat is niet zijn bestemming! ‘Wees niet bang’, krijgt hij te horen. Er doet zich een gelegenheid voor die een einde maakt aan zijn schaamte, de tweede betekenis van zijn naam! Maar hij is bang voor de toekomst, bang voor verandering, bang voor straf, bang voor verlies, bang om te falen en bang voor afwijzing.
David heeft het over een belofte aan zijn vader jonathan. Dat lezen we hier:
1 Samuel 20:14 Zul je niet, als ik dan nog leef, mij de goedertierenheid van de HEERE bewijzen, zodat ik niet hoef te sterven? Je zult toch ook mijn huis tot in eeuwigheid je goedertierenheid niet onthouden, ook niet wanneer de HEERE eenieder van de vijanden van David van de aardbodem uitgeroeid zal hebben!
Het woord goedertierenheid is het Hebreeuwse woord Chesed, wat betekent: Tieren van goedheid, gunst, genade. En vanwege deze goedheid gunst en genade krijgt Mefiboseth te horen dat hij niet bang op de grond hoeft te blijven liggen, maar krijgt hij het volgende te horen:
‘Ik zal u het land van uw grootvader Saul teruggeven, en voortaan bent u aan mijn tafel te gast.’
David maakt een einde aan zijn schaamte en geeft hem een plaats aan de tafel van de koning. Ook jij bent door de goedheid en genade van Jezus uitgenodigd aan zijn tafel! Wees niet bang, laat Jezus een einde maken aan je schaamte en neem plaats aan Zijn tafel.